Inleiding
De Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) geeft een kader voor het (financierings-) risicomanagement. Het betreft het raamwerk voor het financieringsbeleid. Dit is verder uitgewerkt in de gemeentelijke Regeling treasury. Deze regeling geeft een uiteenzetting van de kaders, waarbinnen het treasurybeleid van de gemeente Houten wordt vormgegeven en de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de treasuryfunctie worden beschreven.
Ontwikkelingen
Er zijn geen ontwikkelingen te melden.
Rentevisie
Voor de financieringsbehoefte (korte en lange termijn) is een visie op de rente-ontwikkeling onontbeerlijk. Daarom wordt gebruik gemaakt van diverse renteverwachtingen van kredietwaardige instellingen. Op basis daarvan wordt de gemeentelijke rentevisie geformuleerd. De FED (de centrale bank van de Verenigde Staten van Amerika) heeft de beleidsrente sinds 2015 stapsgewijs verhoogd naar 2%. Binnen Europa is de rente echter momenteel nog steeds historisch laag. De 10-jaars swaprente, de maatstaf voor de kapitaalmarktrente daalde licht van 0,93% medio 2017 naar 0,89% medio 2018. De 3-maands Euribor (Euro Interbank Offered Rate; het rentetarief voor leningen tussen de Europese banken) bleef nagenoeg gelijk met -0,33% medio 2017 en -0,32% medio 2018. Voor medio 2019 wordt verwacht dat de 10-jaars swaprente in de eurozone zich rond de 1,09% zal bewegen. De korte termijnrente zal gemiddeld uitkomen op -0,26%.
Renterisico
Voor het renterisico gelden er twee normen namelijk de renterisiconorm en de kasgeldlimiet. Er dient binnen deze normen geopereerd te worden.
Renterisiconorm (lang)
Het doel van de renterisiconorm is het beperken van de gevolgen van een stijgende kapitaalmarktrente op de rentelasten in geval van herfinanciering en renteherziening van geldleningen. Dit wordt bereikt door een limiet te stellen aan dat deel van de vaste schuld waarover het rentepercentage in een bepaald jaar moet worden aangepast aan de op dat moment geldende markttarieven. Deze norm is op 20% van de lastenkant van de begroting gesteld en wordt afgezet tegen de jaarlijkse verplichte aflossingen en de renteherzieningen.
| Bedragen x €1.000 | |||
Renterisiconorm | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 |
Stand van het begrotingstotaal | 124.516 | 121.598 | 113.938 | 101.394 |
Renterisiconorm 20% van begroting | 24.903 | 24.320 | 22.788 | 20.279 |
Renterisico op de vaste schuld | 17.028 | 21.946 | 4.918 | 3.919 |
Ruimte onder risiconorm | 7.875 | 2.374 | 17.869 | 16.360 |
Uit bovenstaande tabel blijkt dat wij meerjarig onder de norm uitkomen.
Kasgeldlimiet (kort)
Om het risico van kortlopende financiering te beperken is in de Wet fido de kasgeldlimiet vastgesteld. De kasgeldlimiet is een vastgesteld percentage (8,5%) berekend over de lastenkant van de begroting. Zodra de kortlopende financiering (kasgeldleningen) drie kwartalen boven dit bedrag uitkomt, is de gemeente verplicht over te gaan tot consolidatie. De kortlopende schuld moet dan omgezet worden in een langlopende geldlening. Voor 2019 bedraagt onze limiet € 10,6 miljoen. Het verwachte financieringstekort begin 2019 bedraagt € 17,7 miljoen. Dit tekort wordt met name veroorzaakt door achterblijvende grondverkopen en aflossingen op leningen. Gezien de overschrijding op de kasgeldlimiet, wordt in de 2e helft van 2018 een gedeeltelijke consolidatie overwogen. De huidige markt voor het kasgeld is dusdanig (circa -0,37%) dat het lonend is de kasgeldpositie niet overhaast te consolideren op de kapitaalmarkt. Door dagelijks de ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt te monitoren kan, in geval van een stijgende rente, snel gehandeld worden.
Liquiditeitenplanning en financieringsbehoefte
De liquiditeitenplanning voor 2019 is als volgt:
bedragen x € 1.000
Liquiditeitenplanning | 2019 |
---|---|
Stand liquiditeiten 1/1 | -17.686 |
Saldo exploitatie | 8.757 |
Saldo investeringen | -9.076 |
Saldo grondexploitatie | 17.464 |
Saldo financiële activiteiten | -18.453 |
Stand liquiditeiten 31/12 | -18.994 |
In 2019 stijgt de financieringsbehoefte van € 17,7 miljoen begin 2019 licht tot naar verwachting € 19 miljoen eind 2019. De belangrijkste reden hiervoor is de aflossing op bestaande leningen.
Bij de meerjarige financieringsbehoefte is rekening gehouden met de in de begroting opgenomen
investerings- en bestedingsplannen, alsmede met de geraamde inzet van voorzieningen. Daarnaast is vanwege het ontbreken van een meerjareninvesteringsprogramma, vanaf 2019 een aanname hieromtrent gedaan. Hieruit volgt het volgende beeld voor de meerjarige financieringsbehoefte.
Grafiek: meerjarige financieringsbehoefte en verloop leningenportefeuille
In bovenstaande grafiek is een stijgende financieringsbehoefte vanuit de Algemene Dienst te zien terwijl de financieringsbehoefte vanuit de grondexploitaties aflopend is. De stijgende financieringsbehoefte wordt onder andere verklaard doordat bij de financiering in deze begroting per 2019 rekening is gehouden met een jaarlijks gemiddeld investeringsniveau van € 2,5 miljoen. Het betreft hier alleen de financieringslasten en niet de benodigde kapitaallasten van deze investeringen.
Daarnaast nemen de vaste schulden af van bijna € 79 miljoen in 2019 tot ongeveer € 31 miljoen in 2023. De financieringsbehoefte wordt deels verklaard door de financieringsbehoefte van de grondexploitaties, het verwachte investeringsniveau en door aflossingen op bestaande leningen. Vooralsnog zal de financiering van de grondexploitaties bestaan uit leningen met een looptijd van één tot en met vier jaar.
Rentetoerekening
Vanaf 2017 moet, conform de notitie rente 2017 (http://www.commissiebbv.nl/begroten/notities-commissie/ ), de ‘reële’ (omslag) rente in de begroting worden verwerkt. Middels onderstaand renteschema wordt inzicht gegeven in de rentelasten, het renteresultaat en de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend.
Bedragen x €1.000 | |||
Renteschema | 2019 | ||
a. | De externe rentelasten over de korte en lange financiering | 2.066.305 | |
b. | De externe rentebaten | 0 | |
Totaal door te rekenen externe rente | 2.066.305 | ||
c. | De rente die aan de grondexploitatie moet worden doorberekend | -33.865 | |
De rente van projectfinanciering die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend | -96.253 | ||
-130.118 | |||
d1. | Rente over eigen vermogen | 0 | |
d2. | Rente over voorzieningen (gewaardeerd op contante waarde) | 0 | |
De aan de taakvelden (programma's inclusief overzicht Overhead) toegerekende rente (renteomslag) | 1.936.187 | ||
e. | De Werkelijk aan taakvelden (programma's inclusief overzicht Overhead) toegerekende rente (renteomslag) | 1.863.404 | |
f. | Renteresultaat op het taakveld treasury | -72.783 |
Op basis van bovenstaand overzicht, is de voorcalculatorische omslagrente in de begroting 2019 berekend op 1,5%. Dit percentage is gelijk aan de omslagrente in 2018. Deze rente wordt toegepast aan de uitgaven- en inkomstenkant van de begroting. Ook geldt deze omslagrente voor het bepalen van de rentekosten op basis van de geraamde financieringsbehoefte voor de periode 2019-2022.
Wet schatkistbankieren
Eind 2013 is de Regeling Schatkistbankieren in werking getreden. Op grond van deze regeling dienen decentrale overheden eventuele overtollige geldmiddelen in ’s Rijks Schatkist aan te houden, dit met uitzondering van een zeker drempelbedrag. Voor Houten ligt de drempelwaarde in 2019 op € 0,93 miljoen. Omdat de gemeente voornamelijk aan de opnemende kant zit, wordt een situatie van overtollige middelen niet verwacht.
Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof)
Per 1 januari 2014 is de Wet Houdbare Overheidsfinanciën (Wet Hof) in werking getreden. Deze wet zorgt er voor dat de schulden van de totale Nederlandse overheid niet te hoog worden. De grens van het toegestane tekort bedraagt 3,0% BBP (Bruto Binnenlands Product). Naast het Rijk dient ook de decentrale overheid zich aan strengere normen te houden. Voor 2018 ligt de norm op –0,3 % van het bruto binnenlands product (bbp). Dit percentage is niet verder uitgesplitst naar een EMU-referentiewaarde per individuele decentrale overheid.
De verwachte EMU-saldi over 2018, 2019 en 2020 bedragen respectievelijk € 7,4 miljoen, € 10,5 miljoen en € 8,8 miljoen (overschot). De conclusie die daaruit kan worden getrokken, is dat Houten in 2018, 2019 en 2020 in positieve zin bijdraagt aan het EMU-saldo.